“In de nacht, waarin de Heer werd overgeleverd” (1 Cor. 11 vers 23), dus in de nacht van donderdag op vrijdag, hield de Heer Zijn laatste maaltijd met Zijn discipelen, waarbij het Heilig Avondmaal werd ingesteld. De vraag doet zich voor, of dit ook de avond was waarop de Joden hun Sederavond vieren. Met andere woorden: was dit de avond van 14 op 15 Nisan?
Mattheüs 26 vs. 17, Markus 14 vs. 12 en Lukas 22 vs. 7 verschillen hierin met Johannes 19 vs. 31 en 42. Zeer waarschijnlijk viel het laatste avondmaal niet samen met de Sederavond. Maar dat zegt nog niet dat het laatste avondmaal geen Sederavondmaal was. volgens Lukas 22 vs. 15 was het de vurige begeerte des Heren om het Pascha met de Zijnen te eten voordat Hij het lijden inging. Het is dus waarschijnlijk dat de Heer, wetende dat dit Hem de volgende dag niet meer mogelijk zou zijn, de laatste maaltijd met de Zijnen tot een Sederavondmaaltijd maakte. Vooral als men let op de liturgie, die de Heer tijdens die maaltijd volgde.
De Sederavondmaaltijd bestaat uit veertien onderdelen, waarin o.a. het wassen der handen, opening met een beker wijn, gevolgd door nog andere bekers wijn, het zingen van Hallel (Psalm 113 en 114), breken van brood (of matse) en eten van bittere kruiden als inleiding van de eignelijke maaltijd, die besloten wordt met het drinken van een derde beker wijn, genaamd “kos sjel berakha” – beker der dankzegging, (vgl. 1 Cor. 10 vs. 16) het doorgaan van het zingen van het Hallel, Psalm 115 tot 118 besloten met Psalm 136, het grote Hallel, en het drinken van de vierde beker.
Deze orde, of “seder”, werd ook door de Heer gevolgd bij de laatste maaltijd met Zijn discipelen. En volgens de apostel Paulus heeft de Heer bij het drinken van de derde beker “nadat de maaltijd afgelopen was” het Heilig Avondmaal ingesteld (1 Cor. 11 vs. 25 en 26). Het feit dat zulk een orde of “seder” alleen bij de Sedermaaltijd gevolgd wordt, maakt het Heilig Avondmaal tot een Sederavondmaal. De Heer gaf echter aan deze maaltijd een bijzondere dimensie.
De Sederavond is een gedenken van de ellendige tijd die de kinderen Israëls in Egypte doorgemaakt hebben. De bittere kruiden en een mengsel dat op leem lijkt, wijzen daarop en het verhaal over de uittocht uit Egypte brengt het wonder Gods met Zijn volk in herinnering.
Bij het breken des broods en het drinken van de wijn wijst de Heer op Zijn lichaam en bloed (Lukas 22 vs. 19 en 1 Cor. 11 vs. 24 en 25). In Exodus 12 vs. 14 werd het Paasfeest ingesteld tot een gedachtenis aan de uittocht uit Egypte. De Messias stelt het Heilig Avondmaal in tot een gedachtenis aan Zijn lijden en sterven. De grote leermeester van de apostel Paulus, rabban Gamliël, zegt: “In elk geslacht is de mens verplicht zich te beschouwen aslof hijzelf uit Egypte was getrokken, zoals geschreven staat: “verkondigt het mijn kinderen op die dag” (Misjna traktaat Pesachim 10 vs. 5). De apostel zegt het hem na met betrekking tot het avondmaal: “Want zo dikwijls gij dit brood eet en deze beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren totdat Hij komt” (1 Cor. 11 vs. 26). Evenals het volk Israël de uittocht uit Egypte in gedachtenis moet houden, zo moet ook de gemeente van de Messias Zijn lijden en sterven in gedachtenis houden.
Afgaande op het woord van de apostel: “zo dikwijls enz.”, meende de eerste Messiaanse gemeente het niet alleen bij de Goede Vrijdag te laten. “Dikwijls” is immers meer dan één keer per jaar. Op elke eerste dag der week – de dag der opstanding des Heren – kwam de gemeente ergens bij elkaar in het “breken des broods en der gebeden” (Handelingen 2 vs. 42 en 46 en 20 vs. 7), om de dood des Heren te gedenken. Het waren zgn. “liefdesmaaltijden”. In de gemeente te Corinthe werd daaraan ook de viering van het Heilig Avondmaal verbonden.
Zulke liefdesmaaltijden zijn tot op heden nog gebruikelijk bij de Joden. De zg. “derde maaltijd” van de Sabbath wordt door vrome Joden nog altijd gebruikt in het leerhuis na het uitspreken van het middaggebed.
Iedere Jood brengt wat mee van huis, geeft het aan de koster en deze dekt de tafels. Na het middaggebed werd er aan tafel aangezeten om het meegebrachte eten en drinken te nuttigen. Gewoonte is echter, dat rijkere mensen, die lekkere dingen meebrengen, nooit de door hen meegebrachte etenswaren gebruiken maar deze aan de minder bedeelden overlaten. In de gemeente te Corinthe aten de rijken hun eigen meegebrachte dingen, terwijl de armen het met hun schamele boterhammen, of met helemaal niets moesten doen … Deze houding der rijken wordt door de apostel gelaakt en als “onwaardig” beschouwd om aan de daaraan gevolgde viering van het Heilig Avondmaal deel te nemen (1 Cor. 11 vs. 20 tot 23).
Toen de gemeente zich uitbreidde werd de Avondmaalsviering losgemaakt van deze “liefdesmaaltijden” of “agapè”, en overgebracht naar de gewone samenkomsten waar het Woord verkondigd werd. Hoe vaak de Avondmaalsviering toen gehouden werd is niet met zekerheid te zeggen.
In elk geval blijkt uit het voorafgaande dat het Heilig Avondmaal oorspronkelijk een Sederavondmaal was. En aangezien bij de Sederavondmaaltijd de kinderen zelfs een belangrijke rol spelen, is er geen reden om onze kinderen van de Avondmaalsviering uit te sluiten.
En als men daarbij nog bedenkt dat de Sederavondmaaltijd wordt ingeleid met de woorden: “Dit is het brood der ellende, dat onze vaderen in het land Egypte gegeten hebben. Wie hongerig is, die kome binnen en ete mee; wie behoeftig is, die kome binnen en viere het Paasfeest mee”, dan lijkt mij de zgn. “Censura morum” in sommige reformatorische gemeenten niet op zijn plaats …[1]
Overgenomen uit Hadderech, maandblad van de Nederlandse vereniging van Jesjoea Hammasjiach belijdende Joden. 35e jaargang nr. 4, april 1981.
[1] Tenzij we de Censura morum op een lijn stellen met het doorzoeken van het hele huis naar Chamets, als voorbereiding op Pesach. Red.