Als Christus is opgestaan ontmoet hij twee mannen die op weg zijn naar Emmaüs. Ze zijn ontgoocheld door de gevangenneming en het sterven van Jezus : ‘Wij echter leefden in de hoop dat Hij het was die Israël verlossen zou.’ Jezus spreekt hen daarover aan en legt hen uit dat de Messias moest lijden om ‘in zijn heerlijkheid in te gaan.’ ‘En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.’ (Lucas 24 : 26, 27)
Al eerder stuitten de aankondigingen van zijn lijden bij de discipelen op onbegrip en de laatste dagen in Jeruzalem brachten grote verwarring en diepe droefheid.
Dat brengt ons bij de vraag of het lijden van de Messias voor het Joodse volk nieuw en onverwacht was. Je zou toch zeggen dat gedeelten uit de profeten, zoals Jesaja 53, of de lijdenspsalmen alle aanleiding gaven om te denken dat de Messias lijden zou ondergaan. Voor het christelijk geloof is het lijden van Christus centraal. Zonder het kruis van Golgotha kan niet gesproken worden over verzoening tussen God en mensen. De dood en de opstanding van Jezus zijn onmisbaar.
Hoe zit dat in het Jodendom ? Is daar ook sprake van een lijdende Messias of is dat een van de grote breekpunten tussen kerk en synagoge? Heeft men de Schriftgegevens over het lijden anders uitgelegd dan de christelijke gemeente?
Het lijden van de Messias
De geschiedenis van Jozef is een van de verhalen uit de Tenach die binnen de christelijke traditie gelden als een profetie over het leven van de Messias. Er zijn dan ook talrijke paralellen aan te wijzen tussen Jozef en Jezus. Dat hij door Juda(s) verkocht wordt is daar een voorbeeld van. Maar ook dat hij door lijden heen verhoogd wordt en dat hij, onbegrepen en miskend door zijn broeders, eerst de redder van heidenen is voordat alle zonen van Israël hem herkennen.
Dit verband kom je binnen de Joodse traditie natuurlijk niet tegen. Het is dan ook opmerkelijk dat in het boek Jubileeën (150 v.Chr.) gezegd wordt dat Jozef verkocht werd op de tiende van de zevende maand en dat daarom op die datum de Grote Verzoendag gevierd wordt. ‘En deze dag is bepaald, zodat zij op haar zouden rouwen vanwege hun zonden en vanwege al hun overtredingen en vanwege al hun fouten met de bedoeling zichzelf op deze dag te reinigen, eens per jaar.’(XXXIV, 18 en 19). De Midrash Ha-Gadol (Yemen, twaalfde eeuw) brengt het kleuren van de mantel van Jozef met het bloed van een geitenbok in verband met het gebod om bij de inwijding van de tempel een lam als zoenoffer te brengen ( I, 565).
Nu betekent dat niet dat er gelijk sprake is van het lijden van de Messias, maar wel dat het lijden van een rechtvaardige en vrome zoals Jozef genoemd wordt bij de ontmoeting van God met zijn volk en de vergeving van zonden.
In het boek Ruth wordt verteld dat Ruth aren leest op de velden van Boaz. Tijdens het eten nodigt Boaz haar uit aan de maaltijd met de woorden : ‘Komt hierheen en eet van het brood en doop uw bete in de azijn’(Ruth 2 : 14).
De Midrash Rabbah zegt dan : “Dit verwijst naar de Messias : ‘Komt hierheen’ : Nader tot de koninklijke waardigheid. ‘en eet van het brood’ wijst op het brood van het koningschap. ‘En doop uw bete in de azijn’ verwijst naar zijn lijden, zoals er gezegd is : ‘Maar hij werd om onze overtredingen verwond’ (Jesaja 53:5)”
Het is een bijzondere tekst. Niet alleen omdat er sprake is van het lijden en de verhoging van de Gezalfde, maar ook omdat Jesaja 53 in dit verband genoemd wordt. Elders zal men toch bij deze passage andere wegen bewandelen in de uitleg. Bovendien komt ons de gebeurtenis voor ogen aan het Laatste Avondmaal, waar Jezus met Judas het brood in de zure saus doopt.
Het is alleen de vraag welke betekenis dit lijden van de Messias heeft.
De Messias, zoon van Jozef
In de Joodse traditie is regelmatig sprake van twee verschillende messiassen. Naast de Zoon van David, wordt ook de Zoon van Jozef genoemd. Deze laatste messias is vooral een persoon die oorlog voert.
In Zacharia 4 schouwt de profeet in een visioen een gouden menorah en daar bovenuit twee palmbomen. “Sommigen zeggen : ‘Dit zijn de beide messiassen, de ene is de oorlogsmessias en de andere de tot koning over Israël gezalfde.”[1]
Men zegt wel dat op de achtergrond van de Messias, zoon van Jozef, de zegen staat uit Deuteronomium 33:17: ‘Diens horens zijn horens van een woudos; daarmee zal hij de volken stoten, alle einden der aarde.’
Deze Messias wordt trouwens in de uiteindelijke confrontatie met de volkeren wel gedood.
De Talmoed noemt hier Zacharia 12:10: ‘Zij zullen aanschouwen, die zij doorstoken hebben en over hem een rouwklacht aanheffen.’[2]
De Palestijnse Talmoed heeft de volgende lezing van Zacharia 12: “…En Ik zal op het huis van David en op de inwoners van Jeruzalem een geest van profetie en waarachtig gebed doen rusten. En daarna zal de Messias, zoon van Efraïm, uittrekken om oorlog te voeren tegen Gog.
En Gog zal hem doden voor de poort van Jeruzalem. En zij zullen Mij aanzien en Mij vragen: ‘Waarom hebben de volkeren de Messias Efraïm doorboord? En zij zullen over hem treuren, zoals een vader en een moeder over een enige zoon en zij zullen bitter bedroefd over hem zijn, zoals men bitter bedroefd is over een eerstgeborene.’[3]
Na het sterven van de Messias, zoon van Jozef of Efraïm, verschijnt de andere messias, de Messias, zoon van David.
“Jozef zal eerst het koningschap ontvangen voor Juda. De messias uit Jozef zal eerst komen en dan pas de messias uit de stam van Juda. ‘Want als een os aanvalt [zie de zegen van Mozes voor Jozef in Deuteronomium 33], dan kan een leeuw (Juda) komen en redden. Maar als een leeuw aanvalt, dan kan een os niet komen om hem te redden. Daarom is het hier zo wat betreft Juda en Jozef. Laat Jozef eerst macht ontvangen, omdat hij tijdelijk is en dan Juda, want hij is voor eeuwig.’[4]
Sommigen zeggen dat dit sterven van de Messias, zoon van Jozef, geschiedt vanwege de zonden van het volk. Het is een straf dat deze koning sneuvelt in de laatste oorlogen. Toch wordt dan niet gedacht dat dit sterven verzoenende implicaties heeft.[5]
Het is de Messias, zoon van David, die ervoor zorgt dat de Messias, zoon van Jozef weer tot leven komt:
“De Heilige gezegend zij Hij, zal zeggen tegen de Messias, de zoon van David – moge hij bestemd zijn zichzelf spoedig te openbaren in onze dagen – ‘Vraag Mij wat je maar wilt en Ik zal het je geven’, want er is gezegd: ‘Ik zal gewagen van het besluit…deze dag heb Ik u verwekt. Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel…’(Psalm 2 : 7). Maar als hij zal zien, dat de Messias, zoon van Jozef gedood is, zal hij tegen Hem zeggen : ‘Heerser van het heelal, alleen leven vraag ik van U.’ Dan zal Hij tegen hem zeggen : ‘Leven? Voordat Gij ooit sprak, profeteerde uw vader David alreeds over u, zoals er is gezegd: ‘Hij vroeg leven van U; Gij gaaft het hem’(Psalm 21 : 5 ).”[6]
De vraag is hoe het komt dat in de Joodse traditie regelmatig sprake is van twee verschillende messiasfiguren. Misschien heeft men geprobeerd zowel recht te doen aan de zegeningen voor Jozef als voor Juda. Het is duidelijk dat Juda een voorname plaats inneemt in de messiasverwachting in de Tora. Maar ook Jozef wordt de uitverkorene onder zijn broeders genoemd. Het ligt dan verder voor de hand om het sterven van de zoon van Jozef te ontlenen aan de geschiedenis van Jozef zelf, waarin lijden en verhoging allebei een plaats hebben.
G.Sholem verklaart het door te onderstrepen dat men in de Joodse traditie en met name in de Joodse apocalyptiek een sterke dualiteit kent. Aan de ene kant brengt de eindtijd verschrikkelijke oorlogen en aan de andere kant verlossing en het aanbreken van een rijk van vrede. Men zou al het nare en de ellende gekristalliseerd hebben in de Zoon van Jozef en als het positieve en het mooie geconcentreerd hebben in de persoon van de Messias, Zoon van David : ‘Hij is een verlosser die niets verlost, in wie alleen de uiteindelijke veldslag met de machten van de wereld gekristalliseerd wordt. Zijn vernietiging valt samen met de vernietiging van de geschiedenis.’[7]
J.Heinemann constateert dat in de voor- en vroeg-christelijke periode in het Jodendom het bestaan van meerdere messiasfiguren niet zo uitzonderlijk was.[8] Hij laat bovendien zien dat lang niet alle bronnen spreken van een sterven van de Messias ben Jozef.
In de Targum op het Hooglied lezen we bij voorbeeld : ‘Uw twee verlossers, die u zullen verlossen, namelijk de Messias, zoon van David en de Messias, zoon van Efraïm, lijken op Mozes en Aäron, de zonen van Jochebed, die op hun beurt lijken op twee gazellejongen, tweeling van een gazelle. Zij immers weidden door hun verdiensten het volk, het huis van Israël, gedurende 40 jaar in de woestijn met manna, gemeste vogels en water uit de bron van Mirjam.’[9]
De stervende Messias zou een reactie zijn op de dood van Bar Kochba in de naar hem genoemde opstand in 135 n.Chr. Hij werd door de geestelijke leiding uitgeroepen tot messias en zijn sterven bracht het volk in een situatie van geestelijke verwarring en wanhoop.
Door het beeld te creëren van een stervende Messias, zoon van Jozef, zou de dood van Bar-Kochba ingekaderd kunnen worden in de Joodse Messiasverwachting en het volk nieuwe hoop kunnen bieden in de verwachting van de komst van de zoon van David.
Het is alleen de vraag of deze visie juist is. Al veel eerder, in verschillende Targumim, is sprake van het sterven van de Messias. De interpretatie van Zacharia 12 is hier een voorbeeld van. Ik denk dat je moet zeggen, dat men gezien heeft dat in de Tenach de Messias zowel lijdt als overwint en dat men beide aspecten niet heeft kunnen verenigen in één persoon.
Verlossing door Lijden
Nog hebben we niet gezien dat het lijden van de Messias verzoenende aspecten heeft. Dat element komt naar voren in de Pesiqta Rabbati, een aantal preken uit de vroege Middeleeuwen. In deze preken is sprake van een Messias Efraïm, de messias der gerechtigheid. Op de achtergrond staat Jeremia 33:15 : ‘In die dagen en te dien tijde zal Ik aan David een Spruit der gerechtigheid doen ontspruiten, die naar recht en gerechtigheid in het land zal handelen.’
De Messias Efraïm vinden wij in de gevangenis waar Hij gekweld wordt door de zonden van de volkeren en van Israël. Dit lijden ondergaat de Messias in solidariteit met God.
Dit is een prachtige en diepe gedachte. Het valt God zwaar om gebukt te gaan onder alles wat de mensen doen. Hij lijdt onder de afkeer van zijn schepselen, maar ook onder het zware lot dat zijn eigen volk telkens treft. Dan vraagt Hij één van de zielen in de hemel, die op aarde geboren zullen worden, samen met Hem het lijden te dragen.
“In de jaarweek, waarin de zoon van David komt, brengen zij ijzeren balken en leggen die op zijn hals, totdat zijn gestalte neergebogen is. En hij schreeuwt en weent en zijn stem stijgt op naar de hoogte en hij zegt tegen Hem: ‘Heer der wereld. Hoeveel kan mijn kracht verduren, hoeveel verdraagt mijn geest, hoeveel kan mijn ziel verdragen, hoeveel kunnen mijn ledematen verdragen, ben ik dan geen vlees en bloed ? Over dit uur heeft David geweend en gesproken (Psalm 22:16) : ‘Droog als een scherf is mijn kracht.’ En in dat uur spreekt de Heilige, gezegend zij Hij, tegen hem: Efraïm, mijn Messias der gerechtigheid. Jij hebt het al op je genomen sinds de zes dagen van de schepping, nu zal jouw pijn als die van mij zijn. Want sedert de dagen dat Nebukadnezar, de misdadiger, optrok en mijn huis verwoestte en de hal van het heiligdom verbrandde en mijn zonen in ballingschap voerde onder de volkeren van de wereld, bij mijn leven en bij het leven van mijn hoofd, heb ik niet meer mijn troon bestegen. En als je mij niet gelooft, zie het dan aan de dauw die op mijn hoofd is, zoals geschreven staat (Hooglied 5:2) : ‘Want mijn hoofd is vol dauw, mijn lokken zijn vol druppels van de nacht.’ Toen sprak hij tegen hem: Heer der wereld. Nu ben ik stil. Het is genoeg voor uw knecht, dat hij is zoals zijn Heer.’(Pes.Rab.36,8).
Maar het lijden van de Messias is niet alleen een lijden samen met God, het is ook tot zegen voor Israël. God beloont het lijden van de rechtvaardige namelijk met de verlossing van Israël.
‘Hij evenwel sprak tot Hem: Heer der wereld, met juichende ziel en met een blij hart neem ik het op mij, opdat geen enkele uit Israël verloren zal gaan. En niet alleen de levenden zullen in mijn dagen verlost worden, maar ook de doden, die gestorven zijn, sinds het begin van de eerste mensen tot nu toe zullen in mijn dagen verlost worden. En niet alleen dezen, ook de misgeboorten. En niet alleen zij zullen in mijn dagen verlost worden, maar ook allen, die in Uw gedachten opkomen om geschapen te worden en die niet meer geschapen zullen worden. Aan hen heb ik een welgevallen en daarvoor neem ik het op mij.’(Pes.Rab.36, 6).
Als Paulus in Romeinen 11, spreekt over de verlossing van geheel Israël, moet ik vaak aan deze rabbijnse tekst denken.
De Messias Efraïm sterft niet en zijn lijden staat ook niet in het teken van de verzoening. Hij is en blijft een schepsel, ook al neemt hij als messias een voorname plaats in. Dat alles is een groot verschil met de persoon van Jezus, maar hij is onmiskenbaar een middelaarsfiguur. De verlossing van Israël heeft alles met zijn lijden en zijn verdiensten te maken.
Bijzonder is ook de passage die we tegenkomen in het mystieke commentaar op de Tora uit de Middeleeuwen, de Zohar :
“Als de Messias hoort van het grote lijden van Israël in de verstrooiing en van de goddelozen onder hen, die hun Meester niet willen zoeken, begint Hij luid te weeklagen vanwege die goddelozen onder hen, zoals geschreven staat: ‘Maar Hij werd verwond door onze overtredingen, Hij werd verbrijzeld om onze zonden’(Jes.53:5)… De Messias gaat een bepaalde hal binnen in de hof van Eden, die de hal van de lijdenden heet. Daar roept Hij alle ziekten en pijn en lijden van Israël, hen smekend zich aan hem te binden, wat zij ook doen. En ware het niet, dat Hij op deze wijze de last van Israël verlichtte, door hen op Zichzelf te nemen, dan zou niemand het lijden kunnen doorstaan dat Israël is toegemeten vanwege hun veronachtzaming van de Torah. Zo zegt de Schrift : ‘Zeker, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen’(Jes.53:4) […..].Zolang Israël in het Heilige Land was, werden door middel van de tempeldienst en de offers alle kwade ziekten en rampspoeden van de wereld afgewend. Nu is het de Messias die dit doet tot het moment, dat een mens deze wereld verlaat en zijn straf ontvangt.’
Conclusie
Het is duidelijk dat de teksten binnen de Joodse traditie, die spreken over een lijden van de Messias voor Israël niet talrijk zijn, maar zij komen voor. Het is ook duidelijk dat het spreken over verzoening binnen het Jodendom een andere plaats inneemt dan binnen het christendom.
Dat zou met twee ontwikkelingen te maken kunnen hebben. Aan de ene kant kwam er na de verwoesting van de tempel een Jodendom dat anders gekleurd was dan in de eeuwen daarvoor. Met het verdwijnen van de tempeldienst kwam de nadruk te liggen op het volgen van de voorschriften van de Tora, het bestuderen van de heilige Schriften en het houden van de Sabbat. Het wetsgetrouwe, orthodoxe Jodendom zoals we dat uit het evangelie kennen in de stroming van de Farizeeërs wordt versterkt en verder uitgebouwd. Aan de andere kant was er de controverse met het christendom. Dat leidde er toe dat de bijbelgedeelten die spreken over het lijden van de Messias door de christenen benadrukt werden en door de Joden naar de achtergrond werden gebracht. Toch is en blijft het duidelijk dat Joden en Christenen beiden putten uit dezelfde bron. Daarin is het lijden van de rechtvaardige voor het volk Israël geen breekpunt maar een overeenkomst.
[1] Pessiqta Rabbati 8 (30a).
[2] B.Talmud, Soeka 51b.
[3] Zie A.Land, Messias interpretaties in de Targumim, Kampen 1986, p.101.
[4] Midrash Genesis Rabbah, XCV.
[5] Strack-Billerbeck, p.297.
[6] B.Talmud, Soeka 52a.
[7] G.Scholem, The Messianic Idea in Judaism, New York, 1971, p.18.
[8] J.Heinemann, ‘The Messiah of Ephraïm and the premature Exodus of the tribe of Ephraïm.’ In :
Messianism in het Talmudic Era, L.Landman (red), New York 1979, p. 339 – 353.
[9] Targum Hooglied, 4:5.