‘Wees niet hooggevoelende, maar vrees’ (Romeinen 11 : 20). Met deze woorden vermaant de apostel Paulus de christenen van Rome tot de rechte verhouding tot Israël: geen hoogmoed, maar vrees! Christenen moeten zich realiseren, dat ze hun heil te danken hebben aan het genadige gegeven, dat ze door Jezus de God van Israël hebben mogen leren kennen en deelgenoten zijn geworden van de heilsbelofte, die God aan Abraham gegeven heeft. Dat moet hen bewaren voor een hoogmoedige houding ten opzichte van Israël en leiden tot een ootmoedige houding van respect en verwachting.
We ontvingen ons heil met dank aan de Joden! Helaas geeft de kerkgeschiedenis precies het tegenovergestelde te zien: de kerk verhief zich boven Israël; de triomferende kerk keek neer op de verblinde synagoge. Treffend komt dat b.v. tot uiting bij een ingangsportaal van de kathedraal van Straatsburg: aan de ene kant de kerk als een fiere, verheven, hemelse vrouwenfiguur – aan de andere kant de synagoge als een geblinddoekte vrouwenfiguur. De eerbiedwaardige kerk en de blinde synagoge.
Dat waren de Middeleeuwen. Is het vandaag anders, beter? In veel opzichten gelukkig wel. Veel christenen hebben Israël herontdekt in de bijbel. In veel kerken is nieuwe bezinning op gang gekomen op de relatie kerk-Israël. En dat betekent, dat veel mensen uit allerlei kerken en groepen opnieuw zoeken naar een houding van ootmoed, verwachting en verbondenheid. Toch blijkt ook telkens weer, dat christelijke gevoelens van superioriteit en vooral de bijna onbedwingbare neiging om Joden te vertellen wat ze wel en niet moeten doen heel erg diep zitten.
De staat Israël
Vandaag is het de staat Israël waar veel christenen het maar moeilijk mee hebben. We waren er zo aan gewend geraakt, dat de Joden vrij weerloos leefden temidden van de volkeren, meestal afhankelijk van de omgeving voor wat ze wel en niet mochten doen. En we waren er zo aan gewend geraakt, dat die rol vaak lijden met zich meebracht. Maar sinds het midden van de vorige eeuw is dat een beetje anders. Nu blijken Joden niet alleen maar te kunnen zwerven en lijden, nu blijken ze ook nog een sterke staat te kunnen opbouwen en een respectabele militaire macht. Tot verbazing van kerk en wereld hebben Joden besloten zich niet meer in de hoek te laten slaan maar terug te slaan en zichzelf te verdedigen. En dat vindt de wereld toch wel een beetje hinderlijk. Want dat past niet bij het stereotype beeld. Ook de kerk heeft het moeilijk met dit veranderde beeld van Israël.
De houding van de SoW-kerken ten aanzien van Israël
Neem nou mijn eigen kerk, de Nederlandse Hervormde Kerk, deel uitmakend intussen van de SoW-kerken. Er was een tijd, dat de Hervormde kerk voorop ging in de nieuwe bezinning op Israël en de solidariteit met Israël. Zelfs wereldwijd. Er is veel tot stand gebracht door bekwame en toegewijde mensen, waar we dankbaar voor zijn! Maar in SoW-verband pakt dat nu allemaal wel een beetje anders uit. Zeker, er is een prachtig artikel in de kerkorde, dat spreekt over onopgeefbare verbondenheid met Israël. Zelf heb ik indertijd als lid van de toenmalige Hervormde Raad voor de verhouding van Kerk en Israël in de werkgroep gezeten, die deze tekst voorbereidde, anders zou ik bijna niet meer geloven dat die tekst inderdaad bestaat. Op het hoogtepunt (dieptepunt) van de tweede intifada heeft de kerk besloten deze tekst te wijzigen. Nu staat er: volk Israël. Een fijne nuance? Vergeet het maar! De kerken zeggen hiermee, dat ze weliswaar heel wat hebben met het volk Israël, maar de staat liever buiten beschouwing houden. Stel je voor, dat de kerk zich solidair zou verklaren met de staat en dus ook op zijn minst een beetje begrip zou tonen voor de politiek van Israël! Nee, je moet vooral je handen vrij houden om harde kritiek op Israël te kunnen oefenen, en intussen vroom zeggen dat je toch zoveel van het volk van de Joden houdt. Dat de identificatie met de staat Israël voor de meeste Joden wereldwijd een onderdeel van hun eigen identiteitsbeleving is werd soeverein over het hoofd gezien. De kerk weet immers beter wat goed is voor de Joden dan dat ze dat zelf weten. Daarom liet de kerk het ook helemaal afweten, toen de ambassade van Israël vorig jaar de gebruikelijke receptie ter gelegenheid van de Onafhankelijkheidsdag hield. Want er viel niets te feliciteren. Intussen stuurde de kerk waarnemers met de mooie titel ‘united civilians for peace’ naar Israël en de ‘bezette’ gebieden. Deze verenigde vredesburgers moeten de situatie van de mensenrechten en wat daar allemaal mee samenhangt waarnemen en verslaan. Dat de uitkomst anti-Israël en pro-Palestijns zou zijn stond al van te voren vast, want in de voorbereiding en de uitvoering van het project hadden pro-Palestijnse krachten een stevige vinger in de pap.
Vervolgens kwam de reorganisatie van het Landelijk Dienstencentrum (LDC) in Utrecht aan de orde. Er moet flink bezuinigd worden in Utrecht. En met één pennenstreek werd het hele kerk-en-Israëlwerk wegbezuinigd. Een aantal mensen had in de afgelopen jaren een dagtaak aan de invulling van de kerkordelijke opdracht gestalte te geven aan de relatie kerk en Israël. En daar is heel veel goeds gebeurd! In de nieuwe SoW-kerk heeft dat geen zelfstandige plaats meer; er is niemand meer die er full-time aan werkt. Bezinning op kerk en Israël wordt projectmatig ondergebracht in de structuur van het LDC. Weliswaar komt er een Protestantse raad voor Israël. Daar heeft de synode in december toe besloten. Maar wat precies de bevoegdheid van die raad zal zijn is nog verre van duidelijk. Hoe die raad precies zal zijn ingebed in de structuur van het LDC en hoe de lijn naar de synode zal zijn is nog niet duidelijk. Welke mensen daar deel van uit zullen maken is nog niet duidelijk. Helaas heeft slechts een minderheid op de synodevergadering van december uitgesproken geen genoegen te willen nemen met al deze onduidelijkheden en gepleit voor een principieel steviger verankering van het Israël-werk in de structuur van de kerk, zoals dat voorheen het geval was in de Hervormde kerk. De projectmatige opzet van het werk, waar nu voor gekozen is, is te mager voor de in de kerkorde vastgelegde onopgeefbare verbondenheid. Dat vond ook de sectie Kerk en Israël, verantwoordelijke voor dit werk vòòr de herstructurering. Al de leden van deze sectie zijn en masse afgetreden en hebben eveneens te kennen gegeven er niets voor te voelen om toe te treden tot de op te richten Protestantse raad voor Israël. Ds Marja van den Beld, de laatste tijd woordvoerster van de sectie, sprak van een rafelig einde aan kerk en Israël.
En als laatste wapenfeit vermeld ik de oproep van het synodebestuur om via handtekeningenlijsten in de kerken steun te geven aan de zgn. Coalitie voor Vrede, een coalitie die Israël en de Palestijnen oproept tot beëindiging van het geweld. Een loffelijk streven. Maar al spoedig blijkt, dat de beschuldigende vinger vooral weer richting Israël gaat. Als Israël zich nu maar eindelijk terugtrekt en als Joodse bewoners de omstreden gebieden verlaten zal wel spoedig de vrede uitbreken. Wat een naïeve gedachte! En waar halen christenen de brutaliteit vandaan om via een handtekeningenlijst tegen de Joden te zeggen, dat ze niet mogen wonen in het land, dat God ze beloofd heeft? Intussen heb ik begrepen, dat ca 70.000 handtekeningen op de lijsten verzameld zijn. Dr Plaisier, de scriba van de synode, sprak van een ‘massale’ reactie. Eerlijk gezegd vind ik dat nogal mee(tegen)vallen. Aan de coalitie deden Joden, christenen, en moslims mee. In de diverse achterbannen is dus actie gevoerd. Alleen in de kerken gaat het dan al om een paar miljoen mensen. Dan is een score van 70.000 bepaald niet massaal te noemen.
Al met al leidt dat tot de onvermijdelijke vraag: hoe zit dat nu met die ‘onopgeefbare verbon-denheid met Israël’ in de SoW-kerken? Het is in elk geval nog nooit letterlijk tegen Israël gezegd, dat de kerken zich zo solidair voelen. De scriba van de kerken, dr. Plaisier, vliegt heel de wereld rond naar allerlei ongetwijfeld belangrijke ontmoetingen en conferenties, maar hij heeft in zijn functie nog nooit een bezoek aan Israël gebracht om vanuit de kerken Israël te bemoedigen, en de solidariteit van de kerken tot uiting te brengen. Wat zou het mooi geweest zijn als hij tijdens deze onzalige intifada Israël was gaan bemoedigen! Maar afgezien daarvan: uit het bovenstaande kan blijken, dat onopgeefbaar toch niet zo erg onopgeefbaar blijkt te zijn. Veeleer proef je weer de houding waar Paulus zo voor waarschuwt: kerkelijke hoogmoed. De neiging om tegen de Joden te zeggen hoe ze zich opstellen moeten. Ze laten vallen als ze niet aan het verwachtingspatroon beantwoorden. Ze zwaar bekritiseren en onder druk zetten. Blijkbaar zit dat toch wel heel diep. En Joden voelen dat feilloos aan. Ze hebben het gevoel, dat de kerken ze opnieuw in de steek laten.
Natuurlijk benadrukt de kerkleiding bij hoog en bij laag, dat er niets veranderd is in de houding van de kerk. Zowel de scriba dr. Plaisier als de directeur van het LDC, dhr. Van Santen hebben zich een en ander maal geruststellend dan wel sussend tot het kerkvolk gericht. Ze zullen er hard aan moeten werken het wantrouwen weg te nemen. En dat kan alleen door een ander beleid, waaruit duidelijk wordt dat de kerk onverkort solidair is met Israël, vanuit de beleden ‘onopgeefbare’ verbondenheid.
De Gereformeerde Gemeenten en Israël
In dit kleinere kerkverband binnen reformatorisch Nederland is de bezinning op kerk en Israël de laatste jaren stevig ter hand genomen. Dat is toe te juichen. Juist in reformatorische kring is de verbondenheid met ‘het oude bondsvolk’ altijd sterk gevoeld. De oriëntatie op de Nadere Reformatie zal daar niet vreemd aan zijn; immers tal van ‘oudvaders’ hebben in hun werken uitdrukking gegeven aan de hoop op Israëls herstel, en zo oog gehad voor de onverbrekelijke verbondstrouw van God jegens Zijn volk Israël. Het is opmerkelijk, dat in de Calvijnse, reformatorische traditie toch vaak andere geluiden klonken met betrekking tot de plaats van Israël, dan in andere christelijke tradities. Eerbied voor de letter van de Heilige Schrift is daar debet aan, denk ik. Immers, het valt niet te ontkennen, dat Gods Woord tal van beloften voor Israël telt, die je niet zomaar weg kunt vergeestelijken. De oude schrijvers kleurden dat vaak op een min of meer chiliastische wijze in, maar dat spoor volgen de Gereformeerde Gemeenten niet, zo begrijp ik. In ieder geval ziet men het als een roeping van de kerk om zich te bezinnen op de plek van Israël en de relatie van de kerk met Israël. Daartoe is enkele jaren geleden het ‘Deputaatschap voor Israël’ opgericht, dat de kerkelijke opdracht heeft zich met deze relatie bezig te houden. Uit de keuze van deze naam blijkt, zo bericht het deputaatschap, dat ‘wij de Joden niet alleen zien als een gemeenschap van godsdienstige mensen, maar allereerst als het volk des verbonds dat de naam Israël van Godswege heeft ontvangen en dat ook een eigen nationale en politieke gestalte heeft gekregen, in het bijzonder weer vanaf 1948’. De opdracht van het deputaatschap omvat voortgaande bezinning op de plaats van Israël in het licht van Gods beloften, verbreiding van het Evangelie, verlening van diaconale hulp en bestrijding van antisemitisme. Men heeft stevige banden aangeknoopt met o.a. Baruch Maoz en zijn gemeente. Op dit moment zoekt men iemand, die permanent in Israël werkzaam zal zijn als vertegenwoordiger van het deputaatschap. Hij zal ook behulpzaam moeten zijn, als ik het goed begrijp, bij gemeentestichting in Israël, en gestalte moeten geven aan de Evangelieverkondiging onder Israël. Nu kan men bij dat laatste vraagtekens plaatsen. Is ‘zending onder Israël’ werkelijk een taak van de kerk? En moeten kerken zich beijveren om dependances in Israël op te richten? Ik zou daar graag in ons blad nog eens een discussie over willen voeren. Assistentie aan Joodse Messiasbelijdende gemeenten lijkt me op zich een goede zaak, als het dan ook maar echt Joodse Messiasbelijdende gemeenten zijn, maar overplanten van onze kerkelijke structuren en tradities naar Israël lijkt me niet wenselijk.
Centrum voor Israëlstudies
Vorig jaar ontstond een nieuwe loot aan de boom van instanties, die zich met Israël bezig houden. Het deputaatschap voor Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Zendingsbond en de Christelijke Hogeschool Ede vormden gezamenlijk het Centrum voor Israëlstudies. Genoemd deputaatschap bestaat al jaren lang, en heeft heel wat jaren een predikant in Jeruzalem werkzaam gehad met het oog op de ontmoeting met het Jodendom en de vragen, die Israël aan de kerk stelt. De GZB is door zijn samenwerking met de Morgenlandzending nauwer betrokken geraakt bij de situatie in het Midden-Oosten in het algemeen en Israël in het bijzonder, en is zich intern indringend gaan afvragen wat het feit, dat de kerk in Israël wortelt betekent voor een zendingsorganisatie. De CHE besteedt in het curriculum van de opleiding (met name de theologische opleiding) aandacht aan de Joodse wortels van het christendom. Men heeft elkaar gevonden in de oprichting van bovengenoemd instituut. Directeur van het instituut is drs. M. van Campen, docent aan de Hogeschool. Men zoekt een theoloog, die zich in Jeruzalem zal vestigen met ongeveer dezelfde opdracht als de Hervormde en Christelijke Gereformeerde predikanten in Jeruzalem hadden, aangevuld met de begeleiding van stagiaires van de hogeschool. Ik hoop van harte, dat het centrum zich een goede plaats zal weten te verwerven op het veld van Israël-organen, en van betekenis zal mogen zijn voor de kerken in Nederland. Een goede relatie, en waar mogelijk en wenselijk, samenwerking met Christenen voor Israël is wat mij betreft zeker bespreekbaar.