In de synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) in november 2022 is besloten de Israël-Palestinanota (IP-nota) uit 2008 te herijken. Het is een goede zaak om eigen standpunten te heroverwegen. Vijftien jaar na de IP-nota is er heel wat veranderd in het altijd dynamische Midden-Oosten. Goed ook om een nota te heroverwegen die nogal politiek geladen was en vanaf het begin binnen de kerkgemeenschap op weerstanden stuitte en voor de nodige verwijdering heeft gezorgd.
Drievoudige roeping
Het besluit tot herijking heeft als titel: ‘Geroepen tot meervoudige verbondenheid en dienst. Proces tot herijking van de IP-nota (2008) in het licht van de drievoudige roeping.’ Die drievoudige roeping is niet direct in de IP-nota te vinden, maar heeft zich later ontwikkeld als een leidraad voor denken en doen van de PKN. In het recente synodebesluit wordt deze drievoudige roeping verwoord als: ‘de roeping om gestalte te geven aan de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël, de oecumenische roeping om eenheid, gemeenschap en samenwerking te zoeken met christenen wereldwijd en dus ook met de Palestijnse christenen, en de diaconale roeping om op te komen voor vrede en gerechtigheid voor iedereen’.
Het is de vraag of in deze drievoudige roeping de bijzondere aard van de relatie van de kerk met Israël wel voldoende verdisconteerd is. De relatie van de kerk met Israël heeft een uniek karakter. Het is een relatie die de kerk nooit kan hebben met Palestijnse, Duitse, of uit welk volk dan ook afkomstige christenen. Het is dan ook niet zonder risico wanneer de PKN direct naast de roeping tot het gestalte geven aan de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël de oecumenische roeping plaatst om eenheid, gemeenschap en samenwerking te zoeken met Palestijnse christenen. Wanneer dan vervolgens wordt gezegd dat deze beide roepingen gelijkwaardig zijn, dreigt het unieke van de relatie met Israël gerelativeerd te worden.
Relaties met vrienden hoeven niet uniek te zijn, een huwelijksband is dat als het goed is wel. In vriendschappen kan er sprake zijn van meervoudige verbondenheid, in een huwelijk is dat niet mogelijk. De band van de kerk met Israël is uniek en onvergelijkbaar. God is de God van Israël, van Abraham, Izaäk en Jakob. Met hen sloot Hij Zijn verbond. Het heil is uit de Joden. Wij worden in Israël ingelijfd. Om Israël op te nemen in een ‘meervoudige verbondenheid’ met andere partijen doet onvoldoende recht aan de unieke relatie met Israël.
Internationaal recht
Evenals in de IP-nota stelt de PKN ook in het proces van herijking dat ‘het internationaal recht’ het primaire kader vormt voor het vinden van gerechtigheid en vrede. De vraag is wel: gaat dat echt werken? Is het internationaal recht eenduidig genoeg om een oplossing voor de problemen tussen Israeli’s en Palestijnen te kunnen brengen? Zodra in het synodebesluit van de PKN het internationaal recht als kader voor een oplossing wordt aangeduid, komen er al betwistbare claims naar voren. Zo wordt gesteld: ‘Zowel Israël als de Palestijnen hebben recht op een zelfstandig staatkundig bestaan (zelfbeschikking)’. Maar het recht op zelfbeschikking is niet hetzelfde als het recht op een zelfstandig staatkundig bestaan. Bovendien wordt het recht van de Palestijnen op een eigen staat zeker niet door elke rechtskundige onderschreven.
In de daarop volgende alinea wordt als territorium voor die Palestijnse staat als uitgangspunt het gebied geclaimd ‘binnen de grenzen van 4 juni 1967, aan de vooravond van de Zesdaagse Oorlog’. Maar wat hier grenzen worden genoemd, zijn nooit grenzen geweest. Het waren de bestandslijnen aan het einde van de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948. Die bestandslijnen zijn in de jaren daarna nooit door enige staat ter wereld als grens erkend.
Dat het internationaal recht multi-interpretabel is, blijkt de afgelopen jaren des te meer, nu partijen het internationaal recht steeds vaker gebruiken als vehikel om er Israël mee te delegitimeren. Zo is met beroep op het internationale recht Israël bij het Internationale Strafhof in Den Haag aangeklaagd, omdat de aanwezigheid van nederzettingen in Judea en Samaria, de betwiste gebieden, een oorlogsmisdaad zou zijn. Op grond van het internationale recht is een aanklacht tegen Amerika ingediend bij het Internationale Gerechtshof in Den Haag, vanwege de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem. Human Rights Watch beschuldigt Israël ervan, ook op grond van het internationaal recht, dat het een ‘apartheidsstaat’ zou zijn. En het kan nog vreemder: zo zijn de Palestijnse vluchtelingen de enige vluchtelingen wereldwijd, die een recht op terugkeer zouden hebben. Dat recht wordt gegrond op ‘het internationaal recht’, maar het wordt aan geen enkele andere categorie vluchtelingen toegekend.
Religieuze claims
De PKN kiest voor het internationaal recht als leidraad voor een oplossing, omdat religieuze claims als gevaarlijk worden gezien. De IP-nota schrijft over religieuze claims, dat die ‘soms worden vertaald in exclusieve rechten en dan uitdraaien op een exclusieve kijk op recht en gerechtigheid. Meestal stroken die claims goed met bepaald maatschappelijk, politiek of financieel eigenbelang. (…) Wanneer religieuze claims dooréén worden gevlochten met eigenbelang en een eenzijdige kijk op gerechtigheid, dan geeft dat een gevaarlijke mix, die gemakkelijk tot extremisme leidt. Politici manipuleren die mix, en maken er gebruik van voor politieke doeleinden. De geschiedenis van de mens zit daar vol mee, niet in de laatste plaats in het ‘Heilige Land’.’
Deze constatering lijkt mij helemaal terecht. Maar is niet precies hetzelfde gevaar aanwezig wanneer het gaat om het internationaal recht? Ook daarin wordt van alles en nog wat geclaimd, dat helemaal strookt met het eigenbelang van groeperingen. Ook dat leidt tot een eenzijdige kijk op gerechtigheid en tot extremisme. Hoeveel oorlogen zijn er wel niet gevoerd met een beroep op het internationaal recht?
Recht en gerechtigheid
Gelukkig is dat gevaar ook in de IP-nota gesignaleerd. Daarin wordt gesteld dat ook het ‘geldende recht niet volmaakt is’, het ‘wordt tegelijk bepaald door de feitelijke machtsverhoudingen. In een rechtstaat bepalen verkiezingen wie de macht heeft om wetten te maken of te veranderen. Wat internationaal recht betreft
bepalen bijvoorbeeld de leden van de Veiligheidsraad in hoge mate, wat wel en wat niet bij
resolutie kan worden vastgesteld. Eigen (geo)politieke belangen spelen daarbij een rol. Ook
dat is aan de situatie in het Midden-Oosten op tal van manieren te illustreren.’
De PKN weet zich daarom niet strikt gebonden aan het geldend recht. Het kan ‘voor de kerk noodzakelijk zijn op het geldende recht – in naam van de gerechtigheid als een morele norm! – ernstige kritiek uit te oefenen. Wat “recht” heet moet soms als onrecht ontmaskerd worden’. Dat lijkt mij belangrijk, dat de kerk zich wat recht en gerechtigheid betreft in de eerste plaats oriënteert op de Bijbel, en niet op wat het internationaal recht voorschrijft.
Ondertussen dreigt hier wel een eenzijdigheid. Het is terecht als Bijbelse begrippen van recht en gerechtigheid leidraad zijn voor het denken en handelen van de kerk, ook ten aanzien van Israël. Tegelijk zal de kerk ook zicht moeten hebben op de Bijbelse beloften voor Israël. Anders dreigt de kerk in een oude fout te vervallen. Nogal eens zijn profetische eisen en oordelen betrokken op Israël, de beloften werden vervolgens betrokken op de kerk en die waren voor Israël niet meer van toepassing. Israël moet dan aan de Bijbelse noties van recht en gerechtigheid voldoen, die de kerk haar wil voorhouden. Maar ondertussen mag Israël zich niet beroepen op Bijbelse beloften; dat zijn religieuze claims die achterwege dienen te blijven.
Landbelofte
Kan de landbelofte, die vanaf het allereerste moment bij het verbond met Abraham gegeven is, buitenspel worden gezet? Abraham werd geroepen om te volgen naar het land dat God voor hem en zijn nageslacht bestemd had. Mag de recente terugkeer van Joden naar het aan hen door God Beloofde Land en het ontstaan van de staat Israël als vervulling van veel profetische beloften worden gezien? De synagoge ziet het herstel van Israël in onze dagen als een ingrijpen Gods, dat hopelijk het begin is van de naderende verlossing. Laten we de synagoge daarin bijvallen. Wanneer Joden zich nu vestigen in Judea en Samaria, dan heeft het toch zeker betekenis dat meer dan zestien eeuwen voor de Arabische aanwezigheid in Israël, David en Salomo gezalfd werden tot koningen ook over die gebieden? Dat David de belofte kreeg dat God zijn huis en zijn troon tot in eeuwigheid zou laten voortbestaan? En dat Christus gekomen is als dienaar van het Joodse volk, om de beloften aan de vaderen te bevestigen?
Momenteel wordt gepoogd de sporen uit te wissen van de millennia lange aanwezigheid van Joden in Israël. De resten van de Tweede Tempel onder het tempelplein worden uitgegraven en vernietigd. De benaming Tempelberg, genoemd naar de tempel die Salomo er bijna drieduizend jaar geleden bouwde, wordt vervangen door de naam Haram al-Sharif (‘het Edele Heiligdom’), die verwijst naar het gebied rondom de Rotskoepel, gebouwd in de zevende eeuw na Christus. Geheel Jeruzalem wordt geclaimd als hoofdstad van een Palestijnse staat. Hamas gaat zelfs zover om in zijn handvest te stellen: ‘Israël zal bestaan en blijven bestaan totdat de islam het zal uitroeien, net zoals het anderen voordien heeft uitgewist.’ De keuze van de PKN voor het internationaal recht als richtlijn voor een oplossing miskent dat de problemen tussen Israëli’s en Palestijnen niet in de eerste plaats juridisch of politiek, maar godsdienstig van aard zijn. Het conflict draait niet om geld, macht of hulpbronnen. Een gebied, dat van Marokko tot aan Pakistan toe eeuwenlang islamitisch is geweest, waarin nu een Joodse staat is opgericht, blijft voor veel moslims onaanvaardbaar. Daar zit het probleem, en dat wordt niet opgelost met een beroep op internationaal recht.
Tweestatenoplossing
Het is dan ook de vraag of de PKN er verstandig aan heeft gedaan om zich op concreet politiek vlak te begeven, door zich voor een tweestatenoplossing uit te spreken. In het recente synodebesluit wordt gesteld: ‘de keuze voor een tweestatenoplossing zou in het huidige tijdsgewricht terughoudender geformuleerd moeten worden.’ Dat lijkt toch wel een understatement. De tweestatenoplossing is inmiddels een mooie wensdroom, maar niet meer dan dat. Zowel aan Israëlische als aan Palestijnse kant is er weinig tot geen vertrouwen dat de vorming van een Palestijnse staat iets oplost. Al decennia lang is van Palestijnse kant ieder verdelingsplan afgewezen. Het zelfbestuur dat de Palestijnen in de Gazastrook kregen, heeft geleid tot het ontstaan van een terroristisch broeinest dat ervoor zorgt dat het geweld telkens weer oplaait. De oprichting van een Palestijnse staat draagt het grote risico in zich dat een soortgelijke ontwikkeling als in Gaza ook in Judea en Samaria plaatsvindt. De tweestatenoplossing lijkt daarom eerder een recept voor oorlog, dan voor vrede in het Midden-Oosten.
Wie zit er eigenlijk op politieke adviezen van de PKN te wachten? Weinig wordt er in het besluit van de synode gesproken over ‘Israël’ op zich, voortdurend wordt de symbiotische term ‘Israël/Palestina’ gebruikt. Zo is het één van de doelen van de nota om ‘Israël/Palestina een gezonde plek te geven binnen het gemeenteleven’. De PKN voelt zich niet geroepen om concrete adviezen te geven inzake kwesties als: China/Tibet, Turkije/Cyprus, Spanje/Catalonië, India/Pakistan of één van de tientallen andere conflicthaarden ter wereld. Waarom dan wel over Israël/Palestina? Het gevaar van een politieke benadering is dat de moderne staat Israël niet als een wonder van Gods trouw en de vervulling van Bijbelse profetieën wordt gezien, maar veeleer wordt neergezet als een probleem.
Nieuwe kans
Een paar losse opmerkingen: de inhoud van de IP-nota ligt ver van grote groepen gemeenteleden af. Waar dankbaarheid, verwachting en hoop rond Israël bij velen leven, is daarvan in de IP-nota en het besluit tot herijking ervan te weinig te vinden. Door de relatie tot Israël voortdurend in verband te brengen met de relatie tot de Palestijnen, wordt Israël in het kader van problemen en conflicten gezet. In het besluit tot herijking wordt gewezen op ‘nieuwe vragen’ die zich aandienen, zoals het thema apartheid. Houdt dit in dat de PKN mee gaat doen met de discussie over de vraag of Israël een apartheidsstaat is? Jammer dat noch bij de ‘nieuwe mogelijkheden’, noch ergens anders, gewezen wordt op de Abraham-akkoorden, die een revolutie zijn in het Midden-Oosten en voor velen een bron van hoop.
De derde roeping, diaconale verbondenheid, komt er wat Israël betreft bekaaid van af. Waar Paulus ooit bezig was een collecte voor Jeruzalem te organiseren en de bereidheid van veel kerkleden om financieel bij te dragen aan noden in Israël groot is, wordt inzameling en uitdeling van gaven nu door allerlei organisaties ter hand genomen, terwijl de PKN helaas achterblijft. Waarom niet snel weer eens wat collecten bestemmen, niet voor het eigen Israël-werk of voor gemeenschappelijke projecten van Israëli’s en Palestijnen, maar werkelijk voor noden in Israël? Laten we hopen dat de PKN telkens weer de roeping mag verstaan om Israël te zegenen.
De IP-nota was té politiek geladen, had te weinig oog voor Bijbelse profetieën en beloften aangaande Israël, en stond daardoor op afstand van de hartelijke verbondenheid met Israël, die veel PKN-leden koesteren. Hopelijk grijpt de PKN met de herijking de kans een vernieuwde weg in te slaan. Het zou een goed vervolg kunnen worden op de breed gewaardeerde brochure ‘Onopgeefbaar Verbonden. Handreiking voor een kerkbreed gesprek over Kerk en Israël’ , die vorig jaar verscheen van de hand van de Protestantse Raad voor Kerk en Israël.