Joodse feesten, zo worden Pesach, Sukkot en Shavuot vaak aangeduid, maar zijn ze dat ook? En hoe zit het dan met de christelijke feesten, zijn die alleen maar christelijk of ook Bijbels?
Ik zal niet de eerste zijn die deze vragen stelt. Het is duidelijk dat het Joodse volk een aantal feesten en gedenkdagen heeft die niet op de christelijke kalender staan. Chanoeka is zo’n feest, hoewel het feest van de vernieuwing van de tempel wel genoemd wordt in Johannes 10. Een ander feest is Toe Bisjvat, het nieuwjaar van de bomen, waarmee men het ontwaken van de natuur na de winter viert. En zo zijn er ook bijzondere vastendagen, bij voorbeeld het vasten op 17 Tammoez, de dag waarop herdacht wordt dat de muren van Jeruzalem door de Babyloniërs doorbroken werden, wat leidde tot de verwoesting van de eerste tempel. En zo zijn er ook christelijke feestdagen die niet op de Joodse kalender staan: Kerstfeest en Hemelvaart zijn daar bekende voorbeelden van. Maar hoe zit het met de feesten die in de Torah staan en daar geboden worden?
Loofhutten
Neem het Loofhuttenfeest. Ergens zijn wij het in de vroege kerk kwijtgeraakt. Misschien had het te maken met het feit dat de tijden van zaaien en oogsten buiten het heilige land wat anders liggen. In West-Europa is een hartstochtelijk gebed om regen aan het begin van de herfst niet echt het eerste waar we aan denken. Maar daarmee is niet alles gezegd. Loofhutten is ook het feest van de doortocht door de woestijn. Tijdens Sukkot wordt een mens herinnerd aan zijn reis door het leven, aan de schamelheid van zijn bestaan en afhankelijkheid van God. Niet voor niets wordt in deze tijd gelezen uit het boek Prediker.
Loofhutten is ook het feest van de oogst van de laatste vruchten en daarmee verbonden het feest dat de verwachting in zich draagt van de bekering van de volken tot de God van Israël. En niet te vergeten het feest van de eindtijd.
Het zijn toch prachtige dingen die in de kerk voluit gevierd zouden kunnen worden met of zonder loofhut. We zouden onze weg door het leven heen kunnen benadrukken met de toespitsing die Jezus zelf maakte op Sukkot in Jeruzalem, dat Hij de rots is waaruit we mogen drinken en dat Hij het licht, de vuurkolom is waarbij niet alleen Israël maar ook de volkeren mogen wandelen. Is het weggeraakt misschien omdat we dachten dat het met de komst van de kerk vervuld was? Dat het Messiaanse rijk in de kerk inmiddels aanwezig was. Was het overbodig geworden? En maakte het feit dat de Joden het nog steeds vierden het tot een Joods feest?
En wat zouden we kunnen zeggen over Grote Verzoendag, Jom Kippoer? Weliswaar geloven we dat onze zonden gereinigd zijn door het offer van Christus maar maakt dat een dag of zelfs een periode van inkeer en ootmoed overbodig?
Pasen
Wat zouden we kunnen zeggen over ‘ons’ Paasfeest? Ik ga er nu even aan voorbij dat de kerk in vroeger jaren de datum van het feest veranderd heeft, maar dat is natuurlijk ook geen kleine zaak. Het heeft er alles mee te maken dat de kerk zich vooral in de samenleving wilde positioneren als niet-Joods.
Hoe vieren wij Pasen en het daarmee verbonden feest van de ongezuurde broden?
Volgens het evangelie van Johannes is Jezus gestorven op het uur dat de paaslammeren in de tempel geslacht werden op de middag voor Pesach.
In het begin van het evangelie wordt Jezus ook aangewezen als het Lam van God. Hij is, zou je kunnen zeggen, hét Paaslam van de eindtijd. Daarom laat Johannes in zijn beschrijving van het lijden en sterven van Jezus ook weten dat men met hysop zure wijn aan zijn lippen bracht en dat na zijn dood zijn beenderen niet gebroken werden.
Wij noemen de dag waarop Jezus stierf Goede Vrijdag en wij vieren de dag van Jezus’ opstanding als Pasen, wat dan ineens toch iets anders is dan Pesach. Maar was dat de bedoeling? Daarmee bedoel ik natuurlijk niet dat wij Jezus’ opstanding niet zouden vieren.
We zouden het feest van de ongezuurde broden trouwens best kunnen vieren in de kerk als een periode waarin we ons bewust zijn dat wij de zonden uit ons leven moeten wegdoen en mogen leven uit het leven van de opstanding, de komst van Jezus tegemoet.
Maar weer terug naar Pesach of Pasen. Andere evangelisten beschrijven de sedermaaltijd die Jezus op de avond van Pesach met zijn jongeren houdt. Zij vertellen hoe Hij het gedenken van Gods bevrijdende daden een nieuwe spits geeft door te spreken over het Nieuwe Verbond dat door zijn dood bekrachtigd zal worden.
Dat Nieuwe Verbond, waarover Jezus spreekt is wat de Heere beloofd heeft in de profeet Jeremia (31: 31): De dagen zullen komen waarin God een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Juda en met het huis van Israël. En de inhoud daarvan is de volkomen reiniging van alle zonden en de gave van de Geest die de Torah in het hart van Gods volk legt. Zo heeft God de beste wijn tot het laatste bewaard en maakt Hij zijn volk gereed om het leven van de toekomende eeuw binnen te gaan.
Ik geloof zeker dat we Jezus’ verzoenend sterven mogen gedenken als christenen, als gelovigen uit de volken. Jezus heeft het zelf bevolen. Maar het is een gemis als we bij het heilig avondmaal of de eucharistie Jeremia 31 zouden vergeten.
Het heil waar Christus ons in doet delen met Israël is ook breder en omvattender dan de zaligheid van onze zielen of zo gered worden. Sooteria is in het Nieuwe Testament meer dan alleen een persoonlijk zielenheil. Het omvat het herstel van het huis van David, het herstel van Jeruzalem, Gods rijk van vrede, de wedergeboorte van de schepping, het gericht over de volkeren en de vijanden van Israël, het leven door de Geest en de terugkeer van de stammen van Israël uit de diaspora. Als Paulus keer op keer benadrukt dat hij niets anders zegt dan wat de wet en de profeten gezegd hebben, dan gaat het daar dus ook om in het heil dat het evangelie aankondigt.
Het is toch ook niet zo dat Jezus als Hij de woorden spreekt over zijn lijden en sterven tijdens de Paasmaaltijd de oorspronkelijke inhoud van de viering van Pesach terzijde schuift? Dat Pesach als de viering van de Exodus achterhaald is?
Pesach gedenkt de bevrijdende daden van God en dat gedenken draagt in zich het geloof en de hoop dat God telkens opnieuw zijn volk zal bevrijden. Je zou kunnen zeggen dat het Nieuwe Verbond daarvan een hoge uitdrukking is, maar zeker niet de enige.
De Exodus van Johannes
Het evangelie van Johannes toont Jezus als de nieuwe Mozes, de profeet die God beloofd heeft (Deut. 18:18). De wijzen van Israël zeiden ook dat het bij de laatste verlossing zo zal toegaan als bij de eerste. Jezus’ eerste teken is dat Hij van water wijn maakt, zoals het eerste wonder van Mozes was dat hij van water bloed maakte. Jezus spreekt over de slang in de woestijn, over het 38 jaar lang lamlendig dolen zonder ergens uit te komen, over het manna uit de hemel, het water uit de rots en het licht van de vuurkolom. Hij is niet alleen een nieuwe Mozes maar ook de nieuwe Jozua, de door God geschonken herder (Num. 27), opdat Israël niet zij als schapen die verdwalen en verloren gaan. Zoals Jozua in zijn ambt bevestigd wordt in de tegenwoordigheid van Eleazar, zo geschiedt het laatste grote teken aan de vriend van Jezus Eleazar (in het Grieks Lazarus).
Jezus’ lijden en sterven staat bij Johannes in een ander licht. Jezus is weliswaar Gods Zoon die als een Lam de zonden draagt, maar Hij is dus ook het Paaslam. En zoals in de nacht van het Paaslam (Ex. 12:12) de goden van Egypte gericht worden en hun macht verliezen zodat de poorten van Egypte opengaan, zo betekent het sterven van Jezus dat het oordeel over de overste van de wereld zich voltrekt en dat de verstrooide stammen van Israël terug kunnen keren uit de diaspora. Paulus benadrukt deze kant ook als hij schrijft dat op Golgotha de machten ontwapend zijn en openlijk tentoongesteld zijn (Kol. 2:15).
Als de hogepriester Kajafas het Sanhedrin aanraadt Jezus op te offeren tot heil van het volk, profeteert hij ook, zegt Johannes, dat Jezus zal sterven om de verstrooide kinderen van God te verzamelen (Joh. 11: 52).
Johannes benadrukt dat Jezus tot in zijn dood de regie heeft. Het overkomt Hem niet. Hij kiest ervoor. Het is zijn strijd die Hij aangaat met de overste van de wereld. Zijn dood, zijn leven dat Hij overgeeft aan de Vader tenslotte is een overwinning op de duisternis en een verheerlijking van God. Opvallend is dat Johannes Jezus aan het kruis daarom niet tekent als een man van smarten gerekend met de misdadigers, maar als Mozes tussen Aäron en Hur. Hij schrijft dat Jezus tussen twee anderen hing. Met zijn handen uitgestrekt naar de hemel zegeviert Hij voor zijn volk, zoals Mozes dat eens deed in de strijd met Amalek, Israëls doodsvijand.
Met andere woorden, ook op Goede Vrijdag of beter op Pesach klinken de bevrijdende daden van God voor zijn volk door en ik denk dat zij op ons feest van Pasen niet gemist kunnen worden.
Als Jezus de lofzang zingt tijdens Pesach (Psalm 113 – 118) gaat het niet alleen om het feit dat Hij leven zal (Ps. 118: 17). Dat ook, maar wat ook bezongen wordt is de Exodus en de doortocht door de Schelfzee en dat Israël Gods eigendom geworden is. Jezus zingt dat niet zomaar omdat het er nu eenmaal bij hoort! Het is geen achterhaalde Joodse traditie. Het hoort er ook echt bij.
Als de apostel Paulus aan het einde van de Romeinenbrief zegt dat het erom gaat dat heidenen samen met zijn volk de Heere prijzen, dan zal het natuurlijk niet zo zijn dat de gelovigen uit de heidenen alleen God loven om wat Hij hén gegeven heeft. Dat zou een vorm van christelijk egoïsme zijn. De heidengelovigen zingen met de kinderen van Israël mee: ‘Hij heeft gedacht aan zijn goedertierenheid en aan zijn trouw jegens het huis van Israël. Alle einden der aarde hebben aanschouwd het heil van onze God’ (Ps. 98: 3).
Pinksteren
Wat geldt voor Pasen geldt ook voor Pinksteren. Op het Pinksterfeest in Handelingen 2 zegt Petrus dat de verhoogde Christus nu dat uitdeelt wat Hij van de Vader ontvangen heeft en dan wijst hij op de gaven van het Nieuwe Verbond. Die gaven worden als eerste uitgedeeld aan het huis van Juda en Israël. Pinksteren is in die zin niet het feest van de geboorte van de kerk, van de gemeente des Heeren. Die bestaat al veel langer. Het gaat erom dat Israël, de gemeente van God, uit de handen van de Gezalfde de reiniging van zijn zonden en de Heilige Geest ontvangt met het oog op het komende Koninkrijk van God. Pas in Handelingen 10 horen we voor het eerst over een niet-Jood, een heiden die deze gaven ontvangt en in de gemeente van God getrokken wordt.
Hoewel Joden en heidenen die zich laten dopen op de naam van Jezus en de Heilige Geest ontvangen een eschatologische gemeenschap vormen, blijven zij eerstelingen en zijn ze niet los te maken van de rest van Gods volk.
En als eerstelingen zien ook zij uit naar de volkomen vervulling van wat God zal schenken. Zij leven in zekere zin tussen de tijden. In Romeinen 8 zal Paulus zeggen dat zij samen met de schepping zuchten en uitzien naar het zoonschap van God. Het blijft een voorproef, hoe krachtig ook, zij proeven de krachten van de toekomende eeuw, de kennis blijft onvolkomen.
Maar bij alles wat nu gezegd wordt, het Pinksterfeest van Handelingen 2 is geen opheffing van het Pinksterfeest zoals God dat geboden heeft. Het is een bekroning ervan en wel in die zin, dat de Torah nu op een nieuwe wijze geschonken wordt. De Heilige Geest legt de Torah in het hart van mensen, van bovenaf. En hoewel later zal blijken dat God de heidengelovigen niet de geboden oplegt die Hij Israël gegeven heeft, is hun leven vanuit Christus niet minder dan een leven uit de Torah. De Zoon is immers het vleesgeworden Woord van God. En heidenen zijn ook geboden om die wetten na te komen die het mogelijk maken voor Joden om met hen om te gaan. Zo zullen zij geen bloed eten en geen vlees van dieren die door verstikking gedood zijn.
Wet en evangelie zijn ook geen tegenstellingen. De Heilige Geest en de Torah staan niet tegenover elkaar. Het is een misvatting om te denken dat Joden altijd maar dachten door de wet behouden te worden en dat de gedachte nu eens en voor altijd weerlegd wordt door de gave van de Geest en het geloof. Joden hebben dat nooit gedacht. Christenen dachten dat Joden dat dachten, voor het gemak. Daarom blijft de viering van het geschenk van de Torah nog steeds verbonden met het Pinksterfeest, als van ouds.
Sabbat
Tot slot zouden we ook nog kunnen spreken over de sabbat. Daar zou een heel epistel aan gewijd kunnen worden. Maar ik wil alleen volstaan met de opmerking dat ook gelovigen uit de heidenen met alle vrijheid die zij hebben, respect zouden moeten opbrengen voor de zevende dag. Christenen hebben alle vrijheid om op de eerste dag van de week de opstanding van Jezus te vieren. Maar de sabbat is de dag waarop de Heere opgeademd heeft van zijn werk. Het is de dag ook die als een teken staat tussen Hem en Israël (Ex. 31:17). Naar mijn weten is die dag door de Heere ook niet afgeschaft. In zeker opzicht is het geschenk van de sabbat ook een getuigenis van het evangelie. Ik bedoel namelijk dat de mens, dat Adam en Eva op de eerste volle dag van hun bestaan stil om zich heen mogen zien naar alles wat God gedaan heeft voordat zij er waren. Ik denk dat we daarom met respect met de sabbat moeten omgaan en ook een vorm moeten zoeken om met de vrijheid die wij hebben deze dag
te heiligen. Misschien wel door doelbewust onze arbeid te laten rusten en ons te verheugen in het feit dat ook wij leven van wat God ons schenkt. Ik vind het een mooie gedachte om, zoals de vromen van Israël, op deze dag de Heere niets te vragen maar Hem alleen te danken voor zijn zegeningen.
Ik ben begonnen met de vraag of het wel terecht is dat wij spreken over Joodse feesten. Ik denk dat mensen de feesten zo noemen omdat ze menen dat ze er voor christenen niet meer toe doen en dat God ze misschien wel heeft losgelaten. Of misschien denken sommigen dat we hen zo moeten noemen omdat Joden hen bedacht hebben. Dat is natuurlijk niet zo. Het zijn Bijbelse feesten, door God bedacht en Israël opgedragen en nergens lees ik dat zij zijn afgeschaft. Het is goed om op deze dagen de verbinding te zien met het werk van God in zijn Zoon Jezus Christus. En ik besef ook vanuit de woorden van Paulus dat wij als gelovigen uit de volken geen Joden behoeven te worden en dat God ons niet alles opdraagt wat Hij Israël opdraagt. In die zin blijft er verschil.
Zo vreemd is dat trouwens niet. Ook binnen Israël zie je dat verschil. Voor de priesters gelden zwaardere geboden dan voor de andere Israëlieten. Maar ik denk ook dat het goed is om de rijkdom van gedachten die verbonden is met de Bijbelse feest te laten doorklinken als wij hen in verbondenheid met Israël vieren.