“En er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd; en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren.” (Openbaring 12:1-2)
Wie is de vrouw in Openbaring 12?
Om daar enig zicht op te krijgen lijkt het niet onverstandig om eerst te kijken wat hieraan voorafgaat. Hoofdstuk- en versindeling staan immers niet in de Griekse grondtekst, de tekst loopt gewoon constant door.
Scharnier
Het hieraan voorafgaande vers lijkt een essentieel scharnierpunt in het boek Openbaring. Het luidt: “En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de ark van Zijn verbond werd zichtbaar in Zijn tempel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel.” (Openbaring 11:19)
Is dit wel het laatste vers van dit hoofdstuk, of is het het eerste vers van hoofdstuk 12? De indeling in hoofdstukken stamt uit de Middeleeuwen – waarbij de indeling in 22 hoofdstukken uit de 5e eeuw stamt – en de huidige indeling in hoofdstukken en verzen tot stand is gebracht door de aartsbisschop van Canterbury, Stephan Langton, die stierf in 1228. Het is duidelijk waarom hij gedacht heeft dat dit het slotvers van hoofdstuk 11 moest zijn, omdat het eerste vers van dit hoofdstuk begint met een tempel en er in dit laatste vers ook sprake is van een tempel.
Maar het gaat hier – in tegenstelling tot vers 1 van hoofdstuk 11 – om de tempel Gods in de hemel, en hoofdstuk 12 gaat vervolgens door met te laten zien wat er verder in de hemel gebeurt. Sinds vers 15 van hoofdstuk 11 is Johannes weer in hemelse sfeer. Daar zijn de stemmen. Daar vindt de proclamatie plaats van het koningschap van de Heere en Zijn Gezalfde, van Zijn Messias, Zijn Christus. Daar in de hemel is de tempel Gods, en daar wordt de ark des Verbonds zichtbaar. Daar zijn vervolgens het teken van de vrouw, het teken van de draak, en Michael en de engelenoorlog.
Koningschap
Het dubbelkoningschap van de Heere en Zijn Gezalfde dat uitgeroepen wordt, is de directe aanleiding van de strijd die in de hemelse gewesten ontbrandt. Het is de achtergrond van wat er daardoor ook op aarde gaat gebeuren. Dit vers 19 van hoofdstuk 11 wijst twee kanten op, als een echt scharniergewricht. Het uitroepen van het koningschap van de Zoon, leidt tot strijd in hemel en op aarde. De hemelwezens die juichen en jubelen, weten: het is de trouw van de Heere aan Zijn Verbond die nu leidt tot dit Koningschap.
Ark des Verbonds
De ark des Verbonds wordt nu zichtbaar, de ark die stond in het Heilige der Heiligen – in de tabernakel en in de tempel. Daarop troonde de Heere temidden van Zijn volk, tussen de cherubim op het verzoendeksel.
Mozes had alles moeten maken naar hemels voorbeeld, zodat de tabernakel – en later de tempel – een afspiegeling, een weergave zou zijn van wat in de hemel volmaakt aanwezig was. Zo, op deze wijze en op deze grondslag woonde de Heere onder Zijn volk Israël. Op de grondslag van de verbonden die Hij met Israël sloot. Het Oude en het Nieuwe verbond, die immers beide met het huis van Israël en het huis van Juda gesloten zijn, vergelijk Jeremia 31:31-34 met Lukas 22:19-20.
Gods wegen beginnen altijd in Israël en lopen van Israël de wereld in. Het is door de trouw aan Zijn verbond(en) met Israël gesloten dat de Heere handelt en het koningschap van de Heere en Zijn Gezalfde mag worden aangekondigd. Alles in het boek Openbaring ademt Israël. De tempel op aarde, de twee profetische getuigen, de stad Jeruzalem, het loon van de knechten, de profeten, het voltooien van het geheimenis aan hen verkondigd, het koningschap over de wereld door de Messias, de opstanding der doden die er ook naar Joodse begrippen altijd bij hoort, en ga zo maar door.
Maar hier wel heel bijzonder, bij de ark Gods in de tempel in de hemel. De trouw aan Zijn Verbond met Israël brengt de bliksemstralen, stemmen, donderslagen, aardbeving en zware hagel (meteorietenregen?) teweeg, telkens wijzend op het oordeel of de plagen Gods in het boek Openbaring. Hier wordt zichtbaar dat ‘Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt’. Dit 19e vers van hoofdstuk 11 is niet alleen het scharniergewricht tussen hoofdstuk 11 en 12, het is ook een sleutelvers om te gaan verstaan wat de geestelijke achtergrond is van heel veel dat in het boek Openbaring gebeurt. De Heere handelt op grond van Zijn Verbond(en). De ark van Gods Verbondstrouw wordt zichtbaar. Van Oude en Nieuwe Verbond, maar ook van het Verbond dat Hij met David en diens huis sloot: “Uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vaststaan voor altijd.” (2 Samuel7:8-16; Psalm 89:4-5, 27-38; Lukas 1:32-33)
Zichtbaar
Gods Verbond(en), waarvan de ark des Verbonds het zichtbare teken was, wordt zichtbaar in de hemel. De gebeden der heiligen op het reukofferaltaar in de tempel Gods in de hemelen gebracht, hebben aan dat zichtbaar worden in hemel en op aarde het hunne bijgedragen. (Openbaring 7:1-8). De ark des Verbonds wordt zichtbaar en daarmee alles waar die ark voor staat. Het gaat allemaal in vervulling. Gods genadegaven en zijn roeping zijn onberouwelijk. Het Joodse volk wordt zichtbaar in het Beloofde Land hersteld. Na het nationale herstel zal Israël ook zichtbaar geestelijk hersteld worden.
In die ark waren de tafels van de wet geborgen: de verbondsclausules, het getuigenis, de basisgeboden: de fundamentele leefregels van het geheiligde volk. Met het koningschap dat de Heere en Zijn Gezalfde over de wereld aanvaarden, zullen de 10 geboden die vroeger allereerst Israël golden, maar via Israël ook in de wereld moesten doordringen, als het ware de grondwet voor alle volkeren op aarde worden. Er zal geen tittel of jota van die wet, die thora vergaan. De wereld zal zichtbaar gelouterd moeten worden van alle ongerechtigheid.
De spanning die het zichtbaar worden van de ark des Verbonds oproept en teweeg brengt in een verzondigde wereld wordt daardoor ondragelijk en leidt tot een geweldige climax: een laatste strijd op leven en dood met de machten der duisternis. Maar de wereldwijde overwinning staat bij voorbaat vast!
Israël
Alles ademt dus Israël. En dan volgt het teken dat in de hemel gezien wordt: de vrouw in barensnood. Het gaat dus om een teken, een gelijkenis, een symbool, mogelijk zelfs een principe, een paradigma. Een vrouw bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van 12 sterren op haar hoofd.
Wie is deze vrouw, of liever, wat stelt deze vrouw voor, want het is een teken.
Het beeld doet meteen aan Israël denken, aan de droom van Jozef, Genesis 39:9-10; 42:9. Zon, maan en sterren (elf in dit geval, omdat Jozef zelf de twaalfde is van de zonen van Jakob) buigen zich voor hem neer, terwijl moeder Rachel de maan is en vader Jakob de zon. De twaalf sterren als de twaalf stamvaders van Israël tooien als een krans het hoofd van de vrouw. Zon en maan getuigen ook verder in de Schrift van Israël: “Zo zegt de Heere, die de zon overdag tot een licht geeft, die de maan en de sterren verordent tot een licht des nachts, die de zee opzweept, dat haar golven bruisen, Wiens Naam is Heere der heerscharen: Als deze verordeningen voor Mijn ogen zullen wankelen, luidt het Woord van de Heere, dan zal ook het nageslacht van Israël ophouden al de dagen een volk te zijn voor Mijn ogen.” (Jeremia 31:35-36) Nooit dus.
Ook het koningschap van David en zijn zaad is tot in eeuwigheid, en wordt vergeleken met zon en maan: zijn troon “zal voor Mij zijn als de zon, als de maan zal hij voor altoos vaststaan.” (Psalm 89:37-38)
Israël als vrouw is schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon, Hooglied 6:10.
Het teken is dus zeker Israël, maar is dit vrouwenteken in de hemel alleen Israël? Ze is in barensnood, zoals Israël haar gehele geschiedenis door in barensnood geweest is om de Messias voort te brengen. De teksten die spreken over barensweeën in verband met Israël staan altijd in het teken van een afvallig Israël en van een oordeel Gods over een afvallig volk Gods. Zie bv. Jesaja 26:17-18; Jeremia 4:31; Micha 4:9-10. Natuurlijk heeft Israël ook geleden vanwege de onmogelijke opgave het uitverkoren volk Gods te moeten zijn, dat de Verlosser zou voortbrengen, maar het moederschap dat het beloofde ‘vrouwenzaad’ zou voortbrengen, is ruimer dan alleen Israël.
Het gehele ‘volk Gods’ is vanaf het begin der mensheid ‘zwanger’ geweest van de Christus. Vanaf Eva, de moeder van alle levenden, via de lijn van Seth en diens vrouw, Enos, Kenan, Mahalaleel, Jered, Henoch, Methusalach, Lamech en Noach en hun vrouwen, komen we uit bij Sem. Na de zondvloed mag de vrouw van Sem Arfachsad baren, en diens vrouw Selah, en diens vrouw Heber, en diens vrouw Peleg, en diens vrouw Rehu, en diens vrouw Serug, en diens vrouw Nahor, de vader van Terah, de vader van Abram, de stamvader van Israël.
Uit zijn vrouw Sarai wordt Isaac geboren, en uit diens vrouw Rebekka Jakob, en uit zijn vrouwen worden de twaalf stammen Israëls geboren. Dan gaat de uitverkoren lijn voor het beloofde ‘vrouwenzaad’ verder door de stam van Juda, en komen we tenslotte uit bij David, en uiteindelijk bij Maria en Jozef (beiden uit het nageslacht van David, alleen via verschillende zonen van David), de moeder en adoptievader van Jezus. Want de maagd zou zwanger worden en een Zoon baren, Wiens Naam zou zijn: Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst, Jesaja 9:5-7. Zo komt het ‘vrouwenzaad’ in de wereld dat uiteindelijk de slang de kop zal vermorzelen.
Het teken van de vrouw lijkt dus ruimer te zijn dan Israël alleen.
Het is het volk Israël dat de Messias voortbrengt.
Het is het gelovig deel der mensheid, van Eva tot Maria, waaronder ook vrouwen als Tamar, Rachab, Ruth en Bathhseba.
En wordt van de Heere Zelf niet gezegd dat Hij zal schreeuwen als een barende vrouw, Jesaja 42:13-17? Het gaat daar om de Messiaanse belofte, en om de toorn Gods, een heenwijzing naar de eindstrijd in het boek Openbaring!
De vrouw brengt een Zoon voort die de heidenen zal hoeden met een ijzeren staf. Dat wordt van Christus gezegd, maar ook van Zijn Gemeente.
De Kerk?
Van de vrouw wordt ook gezegd dat er ‘overigen van haar nageslacht’ zijn. Gaat het dan om de kerk –zoals traditioneel nog al eens gezegd wordt – de zichtbare kerk van alle eeuwen, en is het kind de onzichtbare, de ware Kerk die weggerukt wordt naar God en Zijn troon zodat de ware Kerk daar is en het uiterlijke kerkinstituut als een lege huls achterblijft, het afvallige christendom, de valse kerk? Maar waarom zou die voortvluchtige schijnkerk dan beschermd worden door God? Of zijn de ‘overigen van haar nageslacht’ dan ineens wel Israël? Maar kan Israël tot het ‘zaad der Kerk’ behoren? Niet de kerk heeft Israël of de Messias voortgebracht, maar Israël heeft de Messias en de Kerk voortgebracht!
Al deze vragen en problemen – en de vele andere duidingen in de theologische commentaren der eeuwen – komen tot een oplossing als we denken aan Galaten 4:26, waar Paulus zegt: “Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze Moeder!”
Het Hemels Jeruzalem
Dat is het hemelteken van de zwangere vrouw. Ze is tijdloos. Ze is als hemelteken het beeld van Gods heilsgeschiedenis, van Eva tot de voleinding. Zij is ons aller moeder. Zij is de Heere Zelf die schreeuwt als een barende vrouw en die het godvruchtig geslacht op aarde voortbrengt. De godvruchtige mannen en vrouwen van de voortijd. Abraham en Israël. Maria en de Here Jezus. De ware Gemeente, de Kerk. De rest uit Israël die als gans Israël behouden wordt. Het hemelse Jeruzalem, ons aller Moeder, waarbij de Heilige Geest zo’n belangrijke rol speelt, (her)scheppend en levenwekkend op aarde aanwezig. Gods heilswerk op aarde wordt door de vrouw-als-teken-in-de-hemel voortgebracht.
Alleen in de erkenning dat de zwangere vrouw in de hemel een groot teken is, waarin het gehele heilshistorische moederschap van de Messias is belichaamd – Gods heilswerk door de eeuwen heen – het hemelse Jeruzalem als ons aller moeder, lossen de problemen zich op.
Zoals daarna ook de draak als hemelteken gezien wordt; de duisternis die alles wat deze vrouw voortbrengt wil vernietigen, omdat hij alles wat van God komt haat. Maar het God-geheiligd zaad, zal ’t gezegend aardrijk erven, zegt Psalm 25:6, oude berijming. Het ware zaad van Abraham is Christus. Het ‘vrouwenzaad’ aan Eva beloofd is Christus. Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen, Galaten 3:16 en 29.
Paradigma
Het teken van de vrouw en van de draak is boventijdelijk en bovenhistorisch. Maar als de ark des Verbonds zichtbaar wordt, als het koningschap wordt afgekondigd van de Heere en Zijn gezalfde, dan barst de strijd in de hemel los, maar ook op de aarde.
In Openbaring 12:13 verplaatst het toneel zich naar de aarde. Dan wordt de hele wereldgeschiedenis de strijd van het Koninkrijk van God en het koninkrijk van de satan. Dan richt de haat zich op Israël en op de ware Kerk. Dan vervolgt de schijnkerk de ware Kerk. Dan vervolgen de machten der duisternis, gekleed in linkse of rechtse ideologieën, in theologieën en filosofieën, vermomd als wereldgodsdiensten of schijnbaar tolerant humanisme Israël en de Gemeente. Als het regent op Israël, druppelt het op zijn minst op de Gemeente. In de concentratiekampen van Hitler en Stalin gingen ze beide. Want de machten der duisternis haten deze beide volkeren Gods. Maar tenslotte vinden ze een schuilplaats, bij God en Zijn troon, en in de eenzaamheid van de woestijn! Grondwoord is hier ‘eremos’, letterlijk rust, stilte. De geborgenheid bij Hem.
Straks zal Johannes nog meer mogen zien van die anti-machten, als tien horens en zeven koppen, met daarop zeven kronen. Want bij het openbaar worden van Jezus Christus wordt alles openbaar, wordt alles onthuld. Ook de tegenstander. Maar voordat de vrouw op aarde getekend wordt en voordat de draak op aarde wordt geopenbaard, onthuld, wordt eerst dit boventijdelijke, bovenhistorische teken in de hemel gezien. Straks vertaalt zich dat naar de aarde toe. Ook het Kind wordt eerst in de hemel gezien! Maar ook dat Kind komt eenmaal op aarde, en dan als Koning der koningen en Heere der heerscharen, Openbaring 19:11-16.
Eindtijd
De strijd van de eindtijd is reeds in volle gang. Daarom lijden de kinderen Gods in de wereld verdrukking. Tegen het einde van de eindtijd komt er een grote verdrukking die er daarvoor nooit geweest is en daarna ook nooit meer wezen zal. Maar het begint in de hemel. Daar ligt de geestelijke achtergrond. Daar wordt Christus’ Koningschap afgekondigd, geproclameerd. Daar wordt het teken, het paradigma, gezien van de vrouw, de draak en het Kind. Wat daar gebeurt is beslissend voor wat hier gebeurt. Daar worden de eeuwige principes getoond. En dat eerst. Voordat het gevolg op aarde getoond wordt en zichtbaar en voelbaar wordt. De oorsprongen liggen vanouds, in de dagen der eeuwigheid.
Waarom vervolgt de draak de vrouw en de overigen van haar zaad (Israël) op aarde nog, als het kind, als de Messias al geboren is? Omdat de draak niet anders kan. Zo is hij. Omdat de draak altijd de vrouw en haar kinderen zal vervolgen. Omdat de draak alles wat van God is, haat. Omdat de draak weet dat Israël nog een grote rol in Gods heilsplan voor deze wereld te vervullen heeft, en hij dit ten koste van alles wil voorkomen of onmogelijk maken door het Joodse volk uit te roeien. En als dat niet lukt, dan toch Gods heilsplan zo lang mogelijk uit te stellen en te vertragen. Omdat hij weet dat dan zijn laatste uur geslagen heeft. Dat dan de poel des vuurs wacht, voor de draak, het beest en de valse profeet. Dit grote hemels paradigma, dit hemelteken laat zien wat de geestelijke achtergrond is van de dingen die we op aarde zien gebeuren. Een worsteling op leven en dood, tussen licht en duisternis. Maar Jezus is Overwinnaar! En de Heere is trouw aan Israël en aan Zijn Kerk. De overwinning staat vast. Het Koninkrijk komt! Wie weet hoe spoedig reeds. Om alle dingen voor eeuwig nieuw te maken.